Mengpaneel, mixer
Maakt altijd indruk, zo'n lekker groot mengpaneel of mengtafel (engels: mixer, audio mixer of console) met vooral véél knoppen, schuiven en lampjes! Waar dient het nu allemaal voor? In dit artikel worden flink wat tippen van de sluier opgelicht!
Zie ook: PA techniek, equalizing, PA huren of kopen, microfoons , brom, ruis, kraak, pluggen en stekkers, kabels en snoeren
Mengpanelen
In principe doen alle mengpanelen hetzelfde: ze mengen dus geluidssignalen. Dat kan nodig zijn bij een live concert voor de zaalmix, voor de monitormix, idem in een theater, DJ's, scratchers, bij opnames in een studio, in de kerk... Sommige mengpanelen zijn erg flexibel en voor veel verschillende doelen in te zetten, maar er zijn ook bijvoorbeeld speciale DJ-mengpanelen of specifieke studio-mengtafels.
Qua model heb je de bekende tafel-mixers, maar er zijn ook rack-mixers. Die hebben meestal draaiknoppen in plaats van schuiven en worden in een 19 inch rack gemonteerd. Vaak gebruikt door toetsenisten. De principiële werking is het zelfde als die van mengtafels.
De belangrijkste kengetallen van een mixer worden vaak zo aangegeven: 24/4/2. Dat wil dan zeggen 24 kanalen, 4 subgroepen en 2 uitgangen. Hier moeten we al meteen gaan uitkijken: die 24 kanalen zijn niet altijd allemaal even uitgebreid. Er kunnen bijvoorbeeld line-ingangen zijn meegeteld, die misschien niet eens een toonregeling hebben, of stereo-ingangen die dan plotseling als 2 ingangen meetellen... Soorten ingangen:
- Microfooningang: met microfoonversterker, meestal voorzien van een mogelijkheid voor fantoomvoeding (voedingsspanning voor condensatormicrofoons), uitgebreide toonregeling (=equalizing), één of meerdere aux sends (voor monitormix, effecten ed.), enz.
- Line ingang: niet geschikt voor microfoons, wél voor effecten, recorder, keyboards, CD spelers etc.
- Stereo ingang: voor bijvoorbeeld CD speler. Feitelijk 2 kanalen in één, met gemeenschappelijke fader (in noodgeval als twee line ingangen te misbruiken, "faden" met de balance regelaar)
- Aux ingang: voor het bijmixen van effecten (in noodgeval als extra kanaal te misbruiken, "faden" met de aux regelaar)
Een subgroep dient om een groep kanalen bij elkaar te voegen, zodat die kanalen met één fader bediend kunnen worden. Neem bijvoorbeeld een blazersgroep, de kanalen voor de drums, de achtergrondzangers. Erg handig voor grote bezettingen die je live moet mixen. Een kanaal aan een subgroep toewijzen ("assign") doe je met een schakelaar bij het kanaal. Op deze manier deel je als het ware je mengpaneel op een flexibele manier anders in. De manier waarop kanalen zijn toegewezen noem je de routing (spreek uit als "rauwting", niet als"roeting").
Je ziet langzamerhand ook steeds meer digitale mixers opduiken. Hierbij worden alle signalen aan de ingang digitaal gemaakt (door A/D conversie) en verder compleet digitaal gemixt, van effecten voorzien etc. Voordeel is dat al deze bewerkingen geen extra ruis opleveren, zoals bij analoge mixers en analoge effecten. Ook kun je simpel alle instellingen opslaan en later opnieuw gebruiken (total recall). De bediening is ook anders, maar als je al eens met een analoge mixer gewerkt hebt, wordt het snel duidelijk dat er ook erg veel overeenkomsten zijn.
In software om geluid op te nemen vind je virtuele mixers of software mixers. Dat is software die een mixer op je scherm afbeeldt. "Draaien aan de knoppen" gebeurt dan met de muis. Ook hier lijkt de bediening weer erg veel op die van analoge mixers, met de extra mogelijkheden en flexibiliteit van software en plug-ins als extra bonus. Omdat het met de muis bedienen van zo'n mixer niet echt prettig werkt, zijn er apparaten te koop die er uit zien als een analoge mixer. Ze worden meestal "controller" genoemd, maar er worden ook andere namen gebruikt. De controller sluit je dan (meestal via MIDI) op je computer aan. Deze "mixer" bedient dan feitelijk de software-mixer: als je een schuif verplaatst, verplaatst de betreffende schuif op het scherm, handig!
Analoge mixers
Hier onder worden analoge mixers besproken. Als je een beetje van de achtergronden weet, kun je aan de zgn. "channel strip" van een mengpaneel al een hoop aflezen. De channel strip is de reeks knoppen, schuiven, schakelaars en lampjes die bij één kanaal hoort. De channel strips vormen het grootste deel van het oppervlak van een mixer. Een voorbeeld:
Channel strip |
|
Direct Out: kan naar een opnamerecorder of opnamemengpaneel, bijvoorbeeld bij live opnames. Mic input: de XLR ingang voor de microfoons Line input: line ingang voor bijvoorbeeld effectapparaten of keyboards. Insert: aansluiting wordt voor noise gates of andere effecten gebruikt die je alleen op dit kanaal wilt hebben. Hierin gaat een speciale "stereo" jackplug, een zgn. TSR plug (Tip, Ring, Sleeve) waarmee je met één plug zowel in- als uitgang aansluit. Tip = send, Ring = return, ook wel andersom: proberen dus, of in de manual kijken! Sleeve = aarde. |
|
Stereo input L/R: voor stereo geluidsbronnen zoals CD spelers, recorders ed. |
|
Gain: (Trim) met gain stel je de gevoeligheid van het kanaal zó in dat het kanaal niet gaat "clippen" (vervormen). Dit kun je checken met de PFL knop (Pre Fade Listen) van het kanaal, soms is er een lampje per kanaal dat clipping aangeeft. Goed uitsturen is belangrijk voor de signaal/ruis verhouding. Pad: op sommige mengpanelen vind je nog schakelbare verzwakkers, die je gebruikt als het ingangssignaal te sterk is. Phase: op sommige mixers aanwezige schakelaar om de fase van het signaal om te keren. Kan nodig zijn als een geluidsbron zowel via een microfoon als via een DI box wordt opgenomen of via twee verschillende microfoons. Zet de twee kanalen even hard, pan in het midden en verwissel de fase van één van de kanalen en luister wat het beste klinkt. Corrigeer evt. nog met de microfoonplaatsing. Bass Roll Off: deze schakelaar (hier op 100Hz) haalt ongewenste lage tonen (rumble) uit je geluid. Dat maakt de sound beter en kost minder vermogen van je eindtrappen. Staat eigenlijk bij alle kanalen aan, behalve bij echt lage instrumenten zoals de bass drum en de basgitaar. Equalizer. Hier een vrij gangbare hoog/midden/laag regeling met semi parametrische middenregelaar. Dat wil zeggen: één knop bepaalt de frequentie (toonhoogte) waarop de tweede regelaar invloed heeft. Bij een echte parametrische regelaar is er nóg een knop, die dan de breedte van het werkgebied (Q) ook nog kan instellen. |
|
Aux: (afko van "auxiliary"), hier twee pre-fader en twee post-fader. De prefader signalen gaan bijvoorbeeld naar een monitor, die immers niet zachter moet gaan als de mixer de fader naar beneden zet. De postfader signalen gaan bijvoorbeeld naar een extern galm apparaat of ander effect. Hier wil je natuurlijk geen galm van een instrument of stem waarvan de fader dicht staat! |
|
Aux uitgangen ("aux sends"). Gaan naar monitors, effectapparaten ed. Met een volumeknop per aux kun je regelen hoe hard die betrffende aux het signaal weg stuurt. Soms zit er nog een AFL schakelaar die als je hem activeert het beluisteren van die aux uitgang via de koptelefoon mogelijk maakt. Op de aux inputs ("aux returns") komen de uitgangssignalen van effecten weer opnieuw het mengpaneel binnen. Ze kunnen in de globale (master) sectie van het mengpaneel geregeld en toegewezen worden aan uitgangskanalen of subgroepen. |
|
Pan: (afko van "Panorama") hiermee kun je het geluid van dit kanaal van links via midden tot rechts in het stereobeeld zetten. Mute: deze knop zet het kanaal helemaal stil. Het wordt dan ook niet meer naar de Aux uitgangen gestuurd. Soms zit er in plaats daarvan een ON knop, die het omgekeerde doet. Een ge-mute kanaal wordt vaak nog wel via PFL weergegeven! Direct/Pre: schakelt de Direct Out uitgang vóór of achter de kanaalfader. PFL: Pre Fader Listen, hiermee kun je het geluid van alleen dit kanaal, onafhankelijk van de stand van de kanaalfader horen (via koptelefoon of studiomonitor). Handig om problemen op te sporen en om de gain in te stellen. Solo: ook wel "Solo In Place" of "AFL" (After Fader Listen) genoemd. Op dit mengpaneel niet aanwezig. Hiermee beluister je het geluid van dit kanaal na de fader en inclusief de panning (vandaar "in place"), evt. effecten etc. Vooral handig in de studio. Soms kun je dmv een schakelaar de PFL knoppen van de kanalen als Solo knoppen laten werken. Sig: (Signal) Gaat aan als er een signaal door dit kanaal gaat. Handig om te zien op welke kanalen er activiteit is. Peak: Gaat aan als het signaal te sterk is. Draai dan de gain terug (niet de fader!). Fader: hier is het eigenlijk allemaal mee begonnen. Met de fader bepaal je hoe sterk dit kanaal in de mix klinkt. Rechts een stereo kanaal fader. Belangrijkste verschil is de BAL (balance) knop. Die regelt hier niet het panorama, maar het aandeel linker kanaal versus het aandeel rechterkanaal in de stereomix. Draai je hem helemaal naar rechts, dan hoor je het linkerkanaal niet meer in de mix en omgekeerd. Links blijft links en rechts blijft rechts in tegenstelling tot de Pan knop! Routing: In de buurt van de fader kunnen ook nog schakelaars zitten waarmee je het kanaal aan bepaalde uitgangen kunt toewijzen ("assign"). Zo kun je bijvoorbeeld alle drummicrofoons naar subgroep 1 sturen, zodat je daar met één fader het complete drumstel kunt bedienen. Andere kanalen stuur je bijvoorbeeld naar subgroep 2, of meteen naar de master outputs. Luxere mengpanelen hebben vaak in plaats van subgroepen VCA's of zelfs VCA's én subgroepen. Lees meer over VCA's en subgroepen >> Van hieruit gaat het signaal naar het globale deel van de mixer, de master section, die een stuk minder gestandaardiseerd is dan een channel strip. |
|
Master sectionDe master sectie is minder gestandaardiseerd dan de channel strips. Hier vind je grote verschillen per merk en per model. |
|
Aux returns: Meestal in stereo uitgevoerd. Hier komt het geluid van effectapparaten terug. Met de aux return regelaar bepaal je de sterkte van het effect in de mix. Soms kunnen de aux returns nog met schakelaars toegewezen worden aan bepaalde uitgangen. | |
Phones: de aansluiting voor de koptelefoon. Door middel van schakelaars (AFL, PFL, SIP) kun je bepalen wat er via de koptelefoon wel of niet te horen is. | |
Monitor: hiermee wordt de studio monitor bedoeld, waar je het op te nemen, of al opgenomen, geluid over terughoort. Ook hier kun je door schakelaars vaak bepalen wat er over de monitor klinkt. | |
Talkback: als je deze schakelaar indrukt kun je via een microfoon richting opnameruimte spreken, of richting podium (via de monitorboxen). | |
Vu Meters: Hier kun je zien hoe hard het gaat, of (als je een PFL of AFL knop hebt ingedrukt) hoe hard een kanaal wordt uitgestuurd. Soms weer door schakelaars toe te wijzen aan bijvoorbeeld subgroepen of master kanalen. | |
Effects: in sommige mixers zitten al effecten ingebouwd. Meestal zijn ze vast aan één van de aux kanalen gekoppeld. | |
Groepfaders: de faders van de subgroepen. | |
Masterfaders: de faders van het linker- en rechterkanaal, waarmee je het totale volume instelt. | |
Powered mixer: heeft een ingebouwde versterker, handig voor kleinere live toepassingen: twee boxen aansluiten en go! Nadeel: minder flexibel en zwaar... | |
Global eq: Globale equalizer voor de twee master kanalen. Vind je soms op live mixers, vooral op powered mixers. Handig om snel de totaalklank aan de zaalakoestiek aan te passen. | |
Mute All Channels (MAC): een gevaarlijk, maar vaak praktisch knopje om alle kanalen tegelijk te muten. Bijvoorbeeld tijdens een ombouwpauze op het podium. Of tijdens ompluggen in de studio. | |
Oscillator of Pink Noise: hiermee kun je een testsignaal in de vorm van een pieptoon (meestal 1KHz) of een neutraal klinkend ruissignaal (pink noise) aanzetten om de verbindingen, signaalniveau en de weergave te testen. | |
Solo/PFL schakelaar: bepaalt of de PFL knopjes van de kanalen als PFL of als Solo (Solo in Place) werken. Zie de beschrijvingen van solo en PFL bij de channel strip hierboven. | |
Verschillende mastersections (klik op de buttons): | |
Matrix |
|
In wat grotere professionele mengpanelen vind je soms een matrix sectie. De werking lijkt veel op wat de auxen doen, maar is in zekere zin nog flexibeler. De hiernaast als voorbeeld afgebeelde matrix is een 7x4 matrix. Dat wil zeggen: er zijn 7 ingangen die elk naar 4 matrix uitgangen kunnen worden toegestuurd. De ingangen zijn horizontaal gegroepeerd, de matrix uitgangen verticaal. In dit voorbeeld is de eerste matrix ingang een externe ingang (grijs), de volgende 4 zijn gekoppeld aan de 4 subgroepen (blauw), dan volgen de Linker en Rechter hoofd uitgangen (main out, geel). Door middel van deze draaiknoppen kan van elk van deze ingangen bepaald worden naar welke van de 4 Matrix uitgangen het signaal wordt gestuurd en met welk volume. Elke matrix uitgang heeft bovendien nog een eigen Level knop (rood) voor het uitgangsvolume van de betreffende Matrix uitgang. Met de mute knop zet je de matrix uitgang op stil, met de AFL knop kun je via een aangesloten koptelefoon horen wat er op de marix uitgang wordt weergegeven. De Matrix uitgangen kunnen gebruikt worden als extra aux uitgangen als je te weinig aux groepen hebt, als recording uitgang voor bijvoorbeeld een live opname, als uitgang voor een in ear monitorsysteem (voor stereo heb je dan 2 matrix uitgangen nodig), als uitgang voor een delay stack, een mono kanaal voor een subbas kast, enzovoorts. |
Kengetallen en eigenschappen van mengpanelen
- 24/4/2 geeft aan: 24 ingangen, 4 subgroepen en 2 master uitgangen
- Aantal aux groepen: hiermee kun je vanuit elk kanaal het signaal naar een van de aux uitgangen sturen. Aux uitgangen zijn pre-fader of post-fader, soms schakelbaar.
- Toonregeling (equalizing): 2-delig is alleen bas/hoog, 3-delig is bas/midden/hoog, semiparametrische middenregelaar wil zeggen dat de frequentie van de middenregelaar is in te stellen. Bij een parametrische midden regeling is ook nog de breedte (Q-factor) van het werkgebied in te stellen. Ook nog uitgebreidere toonregelingen komen voor bij professionele mengpanelen.
- Globale equalizer, zit soms in de mastersection bij live-mengpanelen. Handig om de mixer globaal met een test-CD-tje aan de zaalakoestiek aan te passen vóórdat je gaat soundchecken per kanaal. Ook handig om de sound aan de door het binnengestroomde publiek veranderde akoestiek aan te passen.
- Effecten. In sommige mixers zitten effecten ingebouwd. Handig voor kleine live-gigs, zo hoef je geen losse galm ed. mee te nemen en aan te sluiten. Ook in de budget studio te gebruiken. Tegenwoordig is de kwaliteit van de (digitale) effecten vaak al behoorlijk goed.
- Eindtrap. Zgn. "powered mixers" hebben ingebouwde eindtrappen. Alleen nog een paar boxen aansluiten en je hebt sound. Handig voor kleine live optredens. Deze mixers zijn natuurlijk wel flink groot en zwaar tov. een zelfde mixer zonder versterker.
- Vu meters. Elke mixer heeft op zijn minst 2 zgn. Vu meters voor de master uitgangen. Meestal kun je dmv. de PFL en Solo knoppen ook losse kanalen aan die meters toewijzen. Op grote studiomengpanelen heb je een "meter bridge", een hele reeks meters bovenop het paneel, waarop je elk kanaal continu kunt zien. Soms hebben de meters nog een "peak hold" functie, die korte pieken vasthoudt om oversturing makkelijker op te kunnen sporen.
- Bouwwijze. Vroeger waren er modulaire mengpanelen, je kon elke channelstrip, delen van de mastersectie er uit lichten en vervangen. Nu de elektronica een stuk bedrijfszekerder is (en de assemblage-lonen hoger liggen!) komt dat weinig meer voor. Bij dure mengpanelen is nog wel inwendig elk kanaal op een aparte print gebouwd, wat de service simpeler maakt. De bouwwijze waarbij alles op één grote print zit (vaak met de piepkleine SMD componenten) komt steeds vaker voor. De prijs/kwaliteit verhouding is daardoor dramatisch gestegen. Service is wel lastiger.
- Fader automatisering, total recall. Bij erg dure mengpanelen kun je de stand en zelfs de bewegingen van de faders tijdens de studiomix opslaan in een computer. Als je het bestand daarna afspeelt, bewegen de faders dmv. motortjes op dezelfde manier als dat je dat met de hand deed toen je het opsloeg. Handig voor complexe mixen met véél kanalen. Bij een "total recall" mengpaneel kun je álle instellingen opslaan. Bij een analoog mengpaneel werken de regelaars dan met VCA's en VCF's (Voltage Controlled Amplifiers en Voltage Controlled Filters). Bij een digitaal mengpaneel werkt de hele geluidsbehandeling digitaal en hoeven er dus "alleen maar" getalletjes te worden opgeslagen. Total recall en fader-automatisering is dan ook simpeler te maken.
- S/N Signal/Noise, de signaal-ruis verhouding. Kan op allerlei manieren gemeten worden, dus de cijfers zijn niet altijd vergelijkbaar. Als je meet met kortgesloten ingangen en alle faders dicht, heb je altijd minder ruis dan met alles vol open! Worst case meting van 90dB is tegenwoordig zo ongeveer de norm.
- Headroom: dynamiekruimte voordat er oversturing plaats vindt. Voor microfooningangen rond de +14dBu, voor de line ingangen +20dBu
- CMMR, Common Mode Rejection Ratio, onderdrukking van stoorgeluiden op de microfoon ingangen. Hoe meer hoe beter, zo rond de 80dB is OK.
- Fantoomvoeding. Onmisbaar voor het gebruik van condensatormicrofoons. Meestal 48V, inschakelbaar voor alle kanalen tegelijk. Soms per kanaal.
- Frequentiebereik, moet minstens 20Hz-20KHz zijn, binnen 1dB. Is bij vrijwel geen enkel modern mengpaneel meer een probleem.
- Aantal mm schuiflengte van de faders, kwaliteit. De faders worden natuurlijk intensief gebruikt. Goede faders zijn vrij duur, maar gaan erg lang mee voordat ze gaan kraken en onbruikbaar worden. Lange faders (>=100mm) die mooi gelijkmatig faden werken prettiger dan korte "alles of niets-faders".
- Distortion, vervorming: Is tegenwoordig nauwelijks meer een issue. Is vaak in de orde van honderdste of zelfs duizendste procenten.
- Crosstalk, overspraak: hoeveel signaal van het ene kanaal onbedoeld op het naastliggende kanaal te horen is. Als het minder is dan -90dB zal het niet storen.
Links mengpanelen |
Virtueel (software) |
Donatie
Dit is een gratis site, die al sinds 2003 voortdurend wordt uitgebreid en geactualiseerd. Als jij ook wilt dat dat zo blijft, doe dan een donatie aan Popschool Maastricht >>
Bijgewerkt op: 19 Juni, 2024